Door Tommy Wieringa
Worst!
Naastenliefde is een nuttig ding op de camping. Er zijn altijd anderen. Soms dragen ze een wc-rol met zich mee.
Als je niet van je medemens houdt, als zelfs het woord “medemens” klinkt als een onverdraaglijke intimiteit, moet je hem willen onderzoeken. Onderzoek is een effectieve omvormer van misantropie.
Ecce homo. Zie je hem niet dan hoor je hem wel. Hij zet een caravan voor je neus met een koelelement op het dak om de binnenruimte te koelen – het motortje dreunt je gedachten binnen. Verder weg maakt een troepje hardrockduitsers kwartier. Uit de autoboxen komt het geluid van een honderdvoudig versterkte marteling: de zanger klinkt alsof hij niet was voorbereid op de diepere genoegens van de herenliefde.
De camping is de uitvoering van geen gemeenschappelijk ideaal: samenleven in de buitenlucht. Het is moeilijk, zo niet onmogelijk om dat in vrede en harmonie te doen. We kijken naar het ene territorium dat zich krachtig verdedigt tegen het andere. Sommigen kiezen de aanval. Elektrisch versterkt geluid is een effectief wapen om het territorium van de tegenstander te penetreren, zonder dat die meteen tot een tegenaanval kan overgaan. De auto parkeren als verdedigingsmuur of de kano zo neerleggen dat anderen er moeilijk langs kunnen, zijn ook beproefde middelen.
De tijdelijke gemeenschappen van de camping tonen aan dat de menselijke samenleving het resultaat is van strijd, compromis en uiteindelijk nederlaag. De nederlaag bestaat eruit dat hij er altijd zal zijn, de ander, tenzij je hem uit de weg ruimt.
De Roemeens-Franse filosoof Emil Cioran had zulke dromen. Hij schreef: “hoe zou het ook anders kunnen zijn op een planeet waar het vlees zich verbreidt met de schaamteloosheid van een natuurramp? Waarheen je je ook wendt, overal bots je op iets menselijks – een weerzinwekkende alomtegenwoordigheid die je verbijstert en opstandig maakt, die je in een laaiende versuffing stort.”
Dat is één. Uitgeput door het temperament van de haat, opent zich de mogelijkheid van ontroering. Je bent verzwakt, de afweermechanismen haperen. Dat is het moment dat het samenleven begint.
In de schemering verenigen de vijanden van de dag zich voor sportieve activiteiten. Het terrein rondom het volleybalnet is neutraal, het volleybalveld is Zwitserland. De buurman biedt je een zelfgebraden worst aan. Worst is vvrede. Hij heeft je zojuist “buurman” genoemd, de weg terug is nu afgesloten.
Je begrijpt niet hoe je deze ongevaarlijke burger zo hebt kunnen haten. Deze weerloze worstenbakker met zijn gekoelde caravan. Die je, terwijl je eet, aankijkt met een trots alsof hij zojuist een plan heeft ontvouwd om met olifanten de Alpen over te trekken om Rome te vernietigen.
Over het pad achter hem trekken de tentmensen voorbij, zij die kruipend leven op een ander veldje. Ze zijn onderweg naar de washokken om toilet te maken voor de nacht, in hun zakken rinkelen muntjes voor warm water.
Na de worst trek je je terug in het eigen territorium, het gal van de capitulatie op je lippen. “Morgen weer een dag buurman”, zei de buurman tegen je rug. Morgen weer een dag.
Geschreven op september 2009
Geen opmerkingen:
Een reactie posten